De Jacobus-legende

Jacobus de Meerdere, Jacobus Maior.  ( gedachtenis: 25 juli )

Al eeuwen lang gaan vele pelgrims naar Santiago de Compostela, in het noord-westen van Spanje, om er te bidden bij Jacobs' graf. Er stellen zich daarbij enkele vragen: hoe kwam St.-Jacob's lichaam in Galicië terecht? Hoe is hij de nationale heilige van Spanje geworden? Waarom kwamen pelgrims vanuit de hele wereld zijn stoffelijk overschot vereren? Waar vinden die bedevaarten hun oorsprong?
Het ontstaan van de cultus voor de H. Jacobus in Santiago de Compostela blijft nog steeds in nevelen gehuld en is gebaseerd op een aantal middeleeuwse legenden. Het is voor wetenschapslui nog steeds moeilijk om objectief het onderscheid te maken tussen datgene wat waar en historisch gegrond is en datgene wat berust op mooie verzonnen verhalen. 

In de bijbel zijn de gegevens over Jacobus schaars.Hij was één van de 12 apostelen van Jezus.Samen met zijn broer Johannes behoorde hij tot de éérste discipelen, na Petrus en Andreas.Hij was de zoon van Zebedeus, een visser op het meer van Genesaret. Waarschijnlijk was zijn moeder Salomé, één van de vrouwen die Jezus begroeven.Dat Petrus, Jacobus en Johannes een bevoorrechte plaats innamen binnen de groep van de 12 apostelen, mag onder meer blijken uit het feit dat het trio aanwezig was bij enkele uitzonderlijke gebeurtenissen, zoals de opwekking uit de doden van het dochtertje van Jaïrus, Jezus' gedaanteverandering op de berg Tabor, en Jezus' doodstrijd in de Hof van Olijven.
Na de hemelvaart van Christus verkondigde Jacobus het evangelie in Judea en Samaria en op een zekere dag vertrekt hij naar het Iberisch schiereiland.Het land van zijn keuze bleek echter niet erg enthousiast te reageren op de blijde boodschap en na 7 jaar keert hij naar Jeruzalem terug om er met de andere apostelen een concillie bij te wonen in 44, het jaar van zijn marteldood. In de Handelingen van de apostelen staat het korte bericht over zijn dood " Rond die tijd stak Herodes de handen uit, om sommige leden van de kerk te mishandelen. Jacobus, de broer van Johannes, doodde hij met het zwaard."

Na de marteldood van St.-Jacob in Jeruzalem, vertelt de legende, gingen 7 (vanaf de 2de helft van de 11de eeuw was er sprake van 2) leerlingen, 's nachts het lijk van de apostel weghalen en brachten het, in een bootje zonder roer of zeil en geleid door een engel en een gunstige wind, naar de kust van Galicië en via de rivier Ulla naar de Romeinse stad Iria Flavia (het huidige El Padron). Ze legden het stoffelijk overschot op een grote steen ("el pedron"), die spontaan begon te smelten en het lijk omsloot als een soort sarcofaag. Met een ossewagen werd de stenen kist landinwaarts vervoerd, tot de plek waar vandaag de kathedraal van Santiago staat.Athanasius en Theodorus hielden de wacht bij het graf. Na hun dood werden ze ter linker en rechterzijde van het graf van Jacobus bijgezet.

Eeuwen gaan voorbij. In 711 vallen de Moren Spanje binnen en maken zich volledig meester van het gehele schiereiland. Niemand denkt nog aan het graf van de heilige Jacobus, tot er omstreeks 813 een groot wonder gebeurt.Niet ver van Padron leefde een kluizenaar, Pelayo genaamd. Op een zekere avond openbaarden engelen hem de plaats van het graf van Jacobus in de buurt. In het nachtelijke duister waren boven de tombe vreemde lichtverschijnselen te zien, o.m. een schitterende ster.Hij bracht bisschop Theodemir (+847) van Iria Flavia op de hoogte en deze vond in het struikgewas inderdaad het graf waarin zich 3 sarcofagen bevonden, met een klein altaar in het midden. De bisschop verklaarde, na onderzoek van het gebeente, dat het hier ging om de laatste rustplaats van de aposte Jacobus en zijn 2 leerlingen. Alfons II de Kuise (789-842), de toenmalige koning van Asturië en Galicië, werd ingelicht. Hij riep Jacobus uit tot zijn beschermheilige en liet terstond een kapel oprichten boven de graftombe.Weldra wordt het gebouwtje te klein en samen met bisschop Sisnandus I bouwt Alfons III (866-910) een nieuwe grotere kerk.Deze kerk wordtdoor de Moren in 997 in de as gelegd. Toen Alfons VI (1072-1109) koning werd van Castillië en Leon, was de begraafplaats intussen het centrum geworden van een kleine stad, Santiago de Compostela. De bisschop van Iria Flavia had zijn buitenverblijf verlaten ten voordele van Compostela, en dus werd het tijd om een kathedraal te bouwen. De uiteindelijke inwijding van de kathedraal is in 1211.


Reeds voor de ontdekking van zijn graf, bestaan er in Asturië liturgische vieringen ter ere van Jacobus.De herdenking van zijn marteldood viert men op 25 juli. De oudste schriftelijke vermeldingen over het ontstaan van de Jacobsviering is terug te vinden in een Franse tekst van vóór 870. De tekst zegt, dat "het gewijde gebeente van de heilige apostel naar Spanje werd overgebracht en aan de uiterste grens van Spanje werd begraven, tegenover de Britse zee. Het gebeente wordt er hogelijk vereerd". Vanaf dan ontstaan er meer geschriften over het graf. Door heel Europa ontstaan belangrijke pelgrimsroutes naar Santiago. Vanaf ± 1100 is de stad na Jeruzalem en Rome de belangrijkste bedevaartsplaats. Met de reformatie in de 16de eeuw vermindert de belangstelling, maar na de echtheidsverklaring in 1881 door paus Leo xIII bloeit deze weer op en duurt tot op de dag van vandaag.
Dat de stad de naam van van Sint Jacob heeft gekregen, is niet zo verwonderlijk. Sint Jacobus is in het spaans ' Sant Iago '. De oorsprong van de toevoeging Compostela is echter niet helemaal duidelijk.De meest populaire etymologie leert dat het woord 'compostela' een vervorming zou zijn van 'campus stellae', dat staat voor veld van de ster. Een herinnering aan het miraculeuze lichtschijnsel dat leidde tot de ontdekking van het graf van de apostel. Compostela zou ook afkomstig kunnen zij van 'compositum tellus' wat 'een mooi stukje aarde' betekent, maar uitgaande van het latijnse woord 'componere' in de betekenis van 'begraven' verklaren andere etymologen Compostela als een verkorting van 'compositum' met het bijvoegsel 'ela': een directe verwijzing naar het graf van Sint Jacob.